Ik ben een Hermelien. Niet dat ik krullen heb of kan toveren, maar ik kwam altijd naar lessen en wilde als het even kan hoge cijfers halen. Mijn oudste broertje is heel anders. Die doet alleen iets als het hem interesseert. Zo dreigde hij te zakken voor zijn eindexamen HAVO omdat taal hem niet zo kon boeien. Voor z’n schoolonderzoek Engelse literatuur keek hij twee films en de ochtend van de toets las hij pas de abstracts – dat soort werk. Totdat hij zich realiseerde dat zakken op Engels betekende dat hij het eindexamenjaar opnieuw moest doen. Toen heeft hij gas gegeven om op miraculeuze wijze zijn diploma te halen, zodat hij kon studeren voor laborant. En nu? Nu is hij maag-lever-darm arts. In Nieuw Zeeland! Spreekt en schrijft perfect Engels! Want als je je droomvrouw tegenkomt in Australië is het ineens heel zinvol om goed Engels te spreken. Mijn broertje is eigenlijk een Ron of Harry: iemand die niet bijster goed is in dingen die moeten, maar snel leert als het in de praktijk maar zinvol is.
Als ik naar de studenten kijk die naar mijn lessen komen, moet ik constateren dat bovenstaande nog steeds op gaat: ik zie de studenten die altijd komen en zich netjes voorbereiden, de studenten die zich naar de lessen slepen en zich afvragen waarom ze dit vak toch in hemelsnaam moeten doen, en dan is er nog een deel die ik niet, of alleen de eerste twee lessen zie. Het grote voordeel van Farmakunde, nl. een breed werkveld, is namelijk ook een nadeel. Iemand die marketing en bedrijfsplannen leuk vindt, die vindt onderzoek misschien doodsaai. En iemand die uitblinkt in kwaliteitsmanagement heeft misschien een hekel aan het lezen van farmacologische literatuur. Dus hebben we veel beroepsopdrachten om het zinvol te maken. Alleen voelen die beroepsproducten voor sommige studenten nog ver weg van wat ze straks willen gaan doen. Maar ja: al de competenties horen bij jullie vakgebied, ook de onderdelen die je wat minder aanspreken. Tip: zet in jaar 1 en 2 toch je schouders eronder, want daarna kan je meer zelf bepalen.
Want zodra het werkveld dichterbij komt (jaar 3 en 4), zie ik ineens een omslag. In jaar 1 en 2 moet je er nog achter komen waar je goed in bent en wat je leuk vindt. Kom je erachter of je een kwaliteitszorgmens bent, of een marketingman/vrouw. Eenmaal op minor, stage of onderzoek, kan je in het werkveld doen wat JIJ leuk en interessant vindt. Doordat je de praktijk ziet, zie je ineens het verschil dat je kan maken. Daardoor gaat zelfs de student die in jaar 2 niet vooruit te branden leek het vuur uit zijn/haar sloffen lopen. Daar word ik als docent ook weer blij van.
Ik ben een Hermelien. Maar Ron en Harry zijn ook verrekte goede tovenaars geworden.
2 reacties op ‘Hermelien vs Harry en Ron’